De eerste foto toont het hoofdgebouw van het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM) in Den Helder.
Als stuurman op de grote handelsvaart was ik vrijgesteld van de toenmalige dienst- en opkomstplicht, mits ik tot m'n 27ste jaar bij de koopvaardij bleef varen. De reders moesten volgens die afspraak echter elk jaar een aantal mensen aan de marine leveren om te worden opgeleid tot officier van de Koninklijke Marine Reserve (KMR). Ik heb me vrijwillig aangemeld en begon in december 1975 aan de opleiding voor adspirant reserveofficieren voor de zeedienst (ARO-Z) op het KIM, startend met het opleidingsdeel Eerste Militaire Vorming (EMV). Daarna volgden aanvullende cursussen: Verbindingen op Marinekazerne Amsterdam, en in Den Helder Artillerie op Marinekazerne Erfprins en NBCD op de NBCD-school (school voor Nucleaire, Biologische & Chemische bescherming, en Damage control).
Een voorlichtingsfilm uit 1980 toont beelden van de adelborstenopleiding op het KIM.
Na de ARO-Z opleiding, de aanvullende cursussen, mijn benoeming tot LTZ3KMR per 1 april 1976 en de keuze voor een plaatsing bij de Mijnendienst, volgde ik de opleiding Wachtofficier Mijnenbestrijdingschip (WOMBS) aan de Mijnenbestrijdingsschool in Oostende (Eguermin, sinds 2022 deel van de Belgische Navy Academy en hernoemd in Nato Naval Mine Warfare Centre of Excellence). De mentor van mijn klasje was LTZ2OC Dick Sluijter. Samen met een klasgenoot huurde ik een appartement aan de boulevard, zodat onze vriendinnen konden blijven logeren. Een - ook later - nu en dan bezocht café-restaurant was Jamaïque, aan de Oosthelling naast het Casino.
Na afloop van de opleiding werd ik geplaatst als Oudste Officier op Hr.Ms. Alblas - een ondiepwatermijnenveger van de Van Straelenklasse, ook: inshore - met LTZSD2 Ger Dolman als commandant. Ik stapte medio mei 1976 aan boord in Dronten, waar mijnenbestrijdingsdivisie 121 en twee inshores van divisie 321 een bezoek brachten in het kader van de binnenlandse vlagvertoonreis. Deze reis duurde ruim 3 weken. Na Dronten bezochten we ook Doesburg, Oss, Venlo, Kerkdriel, Waalwijk en Vlaardingen.
Divisie 121 maakte deel uit van mijnenbestrijdingsflottielje 1. In de zomer van 1976 was er voor flottielje 1 een zomeroefenreis naar Scandinavische wateren, waarbij Uddevalla, Fredrikstad, Arendal en Svendborg werden bezocht. Verder nam dat jaar het hele flottielje deel aan nationale oefeningen, en divisie 121 bezocht Wilhelmshaven voor de halfjaarlijkse degaussingcontrole. De Alblas onderging in de herfst derdetraps-onderhoud op de Rijkswerf in Den Helder. Ik heb me toen zeer verbaasd over de zeer lange onderhoudsperioden voor de schepen van de marine. Op 3 september 1976 werd ik samen met een flink aantal collega's op de Mijnendienstkazerne in Den Helder door Commandant Mijnendienst (KTZ Bertijn) beëdigd als marineofficier. Dit was een uitgebreid, formeel en met muziek omlijst ceremonieel. Jaren later, als burgermedewerker van Defensie, moest ik opnieuw een eed afleggen. Ik heb dat nooit begrepen.
In 1977 oefende divisie 121 na het winterverlof in Zeeuwse en Belgische wateren, waarbij onder meer de havens van Vlissingen, Oostende en Ramsgate werden aangedaan. Daarna werd vanuit Den Helder in divisieverband opgewerkt. In maart nam divisie 121 deel aan veegoperaties voor een oefening in landingsoperaties bij Bergen aan Zee. In april was er een vaardag voor familieleden, bezocht de Alblas opnieuw Wilhelmshaven voor een degaussingcontrole, en oefende voor de Nederlandse kust. De havens die tijdens die oefeningen werden aangedaan waren Scheveningen, Hellevoetsluis, Brielle en IJmuiden. In mei volgde de jaarlijkse binnenlandse vlagvertoonreis, met bezoeken aan Haarlem, Sneek, Drachten, Zutphen en Zwolle. In 1977 was LTZSD2 Bertus Miltenburg commandant van de Alblas.
De mijnenvegers van de Mijnendienst waren geschikt voor het vegen van drie types mijnen: verankerde mijnen, akoestische invloedmijnen en magnetische invloedmijnen. Daarvoor waren verschillende veegmethodes beschikbaar: een mechanisch veegtuig met mechanische of explosieve snijklauwen, een akoestisch veegtuig met een 'hamer' en een elektromagnetisch veegtuig met een lange stroomkabel. De ondiepwatermijnenvegers waren uitgerust met een 20 mm Oerlikon mitrailleur. Deze kon worden gebruikt om geveegde verankerde mijnen die boven kwamen drijven, te laten exploderen.
De inshores hadden een open brug. Die zorgde voor genoeg frisse lucht tijdens een overtocht door de Duitse Bocht in windkracht 10. Minder prettig tijdens slecht weer was de zware shag die Bertus Miltenburg rookte. In mijn kooi kwam ik in die storm nu en dan los van het matras, waarbij mijn hoofd dan hard in aanraking kwam met de dekbalken van het hoofddek. Het wachtsysteem was 4 uur op en 4 uur af.
De enige radionavigatieontvanger die op de inshores was geïnstalleerd was een Decca Navigator Mk12 (introductie 1962). Deze was aangesloten op een Decca trackplotter. Ook waren er in de kaartenkamer een Decca radarscherm en een echoloodrecorder gemonteerd. Op de brug waren drie repeaters van het Plath gyrokompas geplaatst, en uiteraard ook een magnetisch kompas.
De bemanning van een inshore bestond uit twee officieren (commandant en oudste officier), twee onderofficieren (bootsman en machinist) en 12 manschappen (waaronder een kok en een 'verbindelaar'). Het kleine officierenverblijf (de longroom) was ontvangst-, vergader-, werk- en slaapruimte voor de twee officieren.
In april 1977 diende ik een verzoek in om in aanmerking te komen voor de opleiding tot waarnemer (navigator) bij de Marineluchtvaartdienst. Dit verzoek werd in mei goedgekeurd en ik kwam goed door de zware vliegmedische keuring. Mijn plaatsing binnen de Mijnendienst eindigde eind juli 1977, toen ik startte met de waarnemeropleiding op Marinevliegkamp Valkenburg.
Veel van de foto's op deze pagina zijn afkomstig van de beeldbank van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH). Ze zijn gemaakt in verschillende periodes.
Hr.Ms. Alblas
Met de seinvlaggen voor het naamsein M868 gehesen en de 20 mm Oerlikon in paradestand.
Sinds 2011 heeft de Koninklijke Marine nog slechts 6 mijnenbestrijdingsvaartuigen in dienst (in 1969 waren dat er nog 55, in 1975 37 en in 1981 30!). De Mijnendienst als separaat commando bestaat al niet meer sinds 2005. Vanaf 2013 maakt het restant mijnenjagers deel uit van de groep 'kleine bovenwaterschepen'. De vanaf 2024 op te leveren zes nieuwe mijnenbestrijdingsmoederschepen - met elk een aantal drones van verschillende types - zijn overigens veel groter dan alle voorgaande mijnenbestrijdingsvaartuigen.
Op de pagina Marinescoop 2.0 kun je enkele filmpjes over de Mijnendienst bekijken. Op de website van Hans van den Bos staat een voor mij zeer herkenbaar verhaal over het leven als marineofficier bij de Mijnendienst: 'Een koopvaarder bij de Marine'. Ik heb het met een brede glimlach op m'n gezicht gelezen! Enkele andere collega's van de Mijnendienst kwam ik later in hun loopbaan weer tegen toen zij de functie van Stafofficier Zeeverkeer vervulden.
Hieronder zie je nog een aantal foto's van het hoofddek, de brug en de accommodatie van de Alblas, een foto van de ondiepwatermijnenvegers na uitdienststelling bij de voormalige Mijnendienstkazerne, een foto van vier inshores in dok op de voormalige Rijkswerf en een tekening van de nog te bouwen mijnenbestrijdingsmoederschepen waar vanaf onbemande drones voor de mijnenjacht zullen worden aangestuurd.
Enkele bouwtekeningen van de inshores staan op een separate pagina. De volgende koppelingen leiden naar uitgebreide beschrijvingen van enkele (Amerikaanse) veegtuigen:
1. Mechanisch veegtuig (tegen verankerde contactmijnen);
2. Akoestisch veegtuig (tegen akoestische invloedmijnen);
3. Magnetisch veegtuig (tegen magnetische invloedmijnen);
4. Gecombineerd veegtuig.
Binnen de stichting 'Promotie Maritieme Tradities' strijdt een groep vrijwilligers ('Vrienden van de Mahu') sinds 2003 voor de instandhouding van de inshore (ex Hr.Ms.) Mahu als cultuurhistorisch en materieel erfgoed van de Koninklijke Marine. Na zeer uitgebreid onderhoud is deze inshore sinds 2012 weer in de vaart, in grotendeels originele staat. Dit filmpje van 2019 toont het opstarten van een van de twee hoofdmotoren en het varen van Amsterdam naar Den Helder via Noordzeekanaal en Noordzee. Er staat wel wat meer elektronica op de brug als voorheen ;-). Een tweede filmpje toont de aanloop van, en de afmeermanoeuvres in de haven van Den Helder, van de Mahu en drie andere ex-mijnenvegers, voor de Marinedagen en SAIL in 2017.
Helemaal onderaan op deze pagina staat het embleem van Hr.Ms. Alblas en daarnaast het embleem van de Mijnendienst, met de tekst 'Sit Mare Securum', 'Opdat de zee veilig zal zijn'. Op het moment van schrijven is het 2021, en nog steeds worden er op de Noordzee mijnen gevonden die gelegd zijn tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog.
Inshores in dok
Op de voormalige Rijkswerf.
Voormalige Mijnendienstkazerne in Den Helder
Met in de haven de in 1983 uit dienst gestelde inshores.
Mijnenbestrijdingmoederschepen (artist's impression van Belgium Naval & Robotics)
Twee van de zes nog te bouwen en vanaf 2024 aan Nederland op te leveren schepen, elk met een aantal varende en vliegende drones.
Het embleem van Hr.Ms. Alblas
Het embleem van de Mijnendienst